Nationaal Slaaponderzoek: waarom slapen studenten zo slecht?

Dat de studententijd niet bepaald de periode in je leven is waarin je lekker veel slaap pakt (hallo ochtendcollege
na een wilde nacht), is geen verrassing. Maar waaróm Nederlandse studenten slecht slapen, is nooit onderzocht.
Dat jongeren slechter slapen dan andere leeftijdsgroepen was dus al wel bekend. Studenten tussen de 18 en 24 jaar
hebben vaker last van slaapproblemen dan andere leeftijdsgroepen, schreef studentenblad Folia afgelopen jaar op
basis van onderzoek. Vooral jonge vrouwen van rond de 21 jaar blijken slecht te slapen. Dat kan komen door hormonale veranderingen, maar ook door externe factoren zoals studeren of op kamers gaan wonen, denken onderzoekers.

Om nog een beter beeld te krijgen van studenten en hun slaapgedrag, richt het Nationale Slaaponderzoek zich
dit jaar volledig op die doelgroep. Een openstaande vraag is bijvoorbeeld of slecht slapen invloed heeft op
de studieprestaties: halen studenten die minder goed slapen bijvoorbeeld minder tentamens, lagere cijfers
en doen ze langer over hun studie?

Slaaponderzoeker Kristiaan Van der Heijden onderzoekt bijvoorbeeld of ochtendmensen betere studieresultaten hebben dan avondmensen. “Bij kinderen en adolescenten presteren de echte avondtypes vaak wat minder”, zegt hij. “Ze hebben meer gedragsproblemen en zijn wat somberder. Ik ben benieuwd of dat ook bij studenten het geval is.”

Ook bekijkt Van der Heijden of studenten die bij hun ouders blijven beter slapen dan studenten die op kamers wonen. Als je op jezelf gaat wonen, bepaal je opeens je eigen ritme en heb je de vrijheid. En in een studentenhuis is het natuurlijk vaak erg gezellig.

Ben je student aan de hogeschool of universiteit en wil je meedoen aan het Nationaal Slaaponderzoek?

Dat kan tot 15 februari via deze link. Het onderzoek bestaat uit een enquête en een werkgeheugentaak en duurt in totaal zo’n 45 minuten. Wat hebben we nou aan die resultaten? “Mogelijk kunnen we uiteindelijk vervolgonderzoek doen en adviezen aan bepaalde groepen studenten geven”, zegt Van der Heijden. “De hogescholen en universiteiten zouden kleine aanpassingen kunnen doen.  Denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van de tijden van de werkcolleges.”

Bron: NOS op 3.